Alles begint met slikken en geulen
De eerste jaren heeft het gebied, door zijn lage ligging, nog maar weinig begroeiing en bestaat het vooral uit slikken en geulen. In de modder van de slikken krioelt het van kleine bodemdieren, zoals zeeduizendpoten.
Waarom groeien hier dan de eerste jaren geen planten? Onder meer omdat de kleine bodemdieren de ontkiemende plantjes opeten. Ook is de net aangeslibde modder voor de planten te zacht om in te ontkiemen. De planten die daar wel in slagen, worden dan vaak weer weggespoeld. Zo’n geleidelijke plantengroei is het beste voor de ontwikkeling van een divers en veerkrachtig getijdennatuurgebied. De optimale wisselwerking tussen plantengroei, waterstroming, bodemophoging en geulvorming helpt de vorming van een robuust getijdenlandschap.
Vroege vogels
De flora en fauna die zich hier geleidelijk aan ontwikkelen, trekken heel wat vogels aan. Zij laten niet op zich wachten. Kort na de inrichting en het instromen van Scheldewater werden er al heel wat vogels waargenomen. De eerste zilverreigers, bergeenden, kieviten, zilverplevieren, wintertalingen en bonte strandlopers komen inmiddels hun maal bij elkaar scharrelen in het gebied.
Foto: bonte strandloper (c) Hugo Willoc