De Westerschelde is een Speciale Beschermingszone voor soorten zoals de scholekster. Tellingen leren dat het aantal scholeksters jaar na jaar achteruit gaat. Reden temeer om juist die scholekster als indicatiesoort aan te wijzen voor de steltlopers in het Schelde-estuarium. Om te weten waar schorren en slikken aan moeten voldoen om de juiste habitat te vormen voor de steltlopers is er meer nodig dan het simpelweg tellen van aantallen op de hoogwatervluchtplaatsen. Om de invloed van de getijden op het foerageergedrag van de vogels vast te stellen is het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) overgegaan op het zenderen en monitoren van individuele vogels.
In een uitgebreid rapport dat het INBO in juni publiceerde zijn de meetgegevens opgenomen van vogels die in 2018 werden gezenderd. Het betreft vogels die hun broedgebied voornamelijk vinden in de Antwerpse haven en buiten het broedseizoen overwinteren langs de Wester- en bij uitbreiding de Oosterschelde. Het belangrijkste doel van dit onderzoek is het bepalen van de voorkeuren van de scholekster. Waar zoeken de beestjes het liefst hun maaltje bij elkaar. En wanneer. Het lijkt vanzelfsprekend dat vogels die foerageren op droogvallende platen voor hun voedsel afhankelijk zijn van de getijdencyclus, Vogels als de scholekster kunnen prima hun buik volstouwen in de beperkte tijd die het laagwater hun biedt. Dit zien de onderzoekers ook terug in de meetresultaten. De scholekster neemt relatief veel rust, logisch, want al dat opgepropte voedsel heeft de tijd nodig om te verteren. Opvallend is wel dat ze hiervoor bij voorkeur de buitendijkse hoogwatervluchtplaatsen gebruiken. Overdag zijn ze ook wel binnendijks te vinden, maar 's nachts vermijden ze het risico gestoord te worden door natuurlijke vijanden op het vasteland toch liever.
Een ding komt overduidelijk uit het onderzoek naar voren, scholeksters foerageren daadwerkelijk op het ritme van eb en vloed. De zenders verzamelen gegevens als locatie en beweging, waaruit de onderzoekers op hun beurt het gedrag van de vogels kunnen destilleren. Iedere vogel heeft zijn eigen actieradius en foerageergebied. De voorkeur voor voedselrijke platen geldt voor elk dier, maar vogels die verder naar het oosten foerageren hebben duidelijk meer tijd nodig om hun maaltje bij elkaar te scharrelen. Door het brakkere water zijn zij meer aangewezen op wormen dan op schelpdieren en dat zie je terug in de getallen. Wormen worden bijvoorbeeld meer op zicht gevonden, wat het moeilijker maakt om 's nachts te foerageren. Laagdynamisch is een belangrijke term wanneer de onderzoekers het hebben over de foerageergebieden van de scholekster. Voedselrijker klinkt vertrouwder in de oren van de leek. De hoeveelheid voedsel is belangrijk, maar ook verstoringsfactoren spelen mee. Drooggevallen platen worden vaker in de nachtelijke uren gefrequenteerd dan overdag, wanneer de vogels liever op het slik langs de dijk verblijven. Allemaal factoren die van belang zijn voor de ontwikkeling en het beheer van de (nieuwe) natuur langs de Westerschelde.
Het volledige wetenschappelijke rapport en alle cijfertjes doorspitten? Klik hier.